Hollandse zaken

Prinsjesdag als carnaval

Prinsjesdag is een carnavaleske manier om de spot te drijven met het onoverkomelijke en om zo onze menselijke onderworpenheid te verdringen.
16 september 2014 | Dagblad de Limburger / Limburgs Dagblad

Voor u is het ‘hoedjes-kijken’ misschien een belevenis, voor mij heeft Prinsjesdag altijd iets triestigs. Dat komt niet alleen omdat het gebruik teruggrijpt op vergane glorie of omdat de aankomende herfst de uitbundigheid van de zomer probeert te smoren. Nee, wat mij triest maakt, is wat het zegt over hoe we tegen het leven aankijken. Een begroting is een rem op levensvreugde. Het is een klinische berekening die voor een heel jaar onzekerheden weg moet poetsen en ons leven daarmee ook van spontaniteit ontdoet.

U kent misschien het gezegde dat er twee zekerheden in het leven zijn: de dood en het moeten betalen van belastingen. Prinsjesdag gaat over dat laatste en het is tevens het enige waar we zelf iets van kunnen maken. Wij trommelen daarom de koning op, die vervolgens uitlegt wat ambtenaren voor ons hebben bedacht. Door onze politieke cultuur van meerderheidscoalities is wat er gezegd wordt meteen ook een voldongen feit, alhoewel de Tweede Kamer daarna nog weken grotendeels voor de vorm zal debatteren.

Misschien is het daarom dat politici en media er een spelletje van maken om het embargo op het voortijdig delen van de stukken te omzeilen. Dan gebeurt er tenminste nog iets, is er reuring en zitten wij op de bank naar een soap te kijken. Met politici die dan als clowns voor ons dansen. Inmiddels lijkt de discussie over de zin van het embargo trouwens ook onderdeel van de hele traditie geworden.

Premier Rutte maakt het mij ook niet gemakkelijker. Zo zal hij zich voortdurend in algemeenheden uitdrukken als ‘iedereen gaat er op achter-/vooruit’. Of verwijst hij naar de ‘doorberekeningen van het koopkrachtplaatje door het CPB’. Voordat u naar hem luistert, zou u beter eerst uw kinderen tellen, kijken in welke constructie u met wie samenleeft en het aantal vierkante meters woonruimte paraat houden. Het Centraal Planbureau heeft de hokjes klaargezet en de premier vertelt u waar u in mag gaan passen.

Misschien is het u nog niet opgevallen, maar premier Rutte refereert steevast aan zijn werk als minister-president alsof het een baan zou zijn. Je hebt banen en levensinvullingen. Als hij het met Prinsjesdag heeft over koopkracht, dan lijkt me niet dat hij specifiek aan het inkomen van zijn ministersploeg denkt. In een samenleving heeft niet iedereen dezelfde kansen. Voor wie een betaalde levensinvulling niet in het bereik ligt, is er een baan.

Wanneer Rutte in algemeenheden spreekt, dan richt hij zich vooral tot de mensen met een baan. Die werken immers vaak binnen de lijntjes van de werkweek en zijn door het vaste aantal uren of door een laag inkomen afhankelijker van wat de overheid voor hen overlaat. Op Prinsjesdag bezegelt de premier vervolgens het lot van al die mensen, waarmee onze menselijke onderworpenheid en ogenschijnlijke voorbestemdheid zo zichtbaar worden dat een gevoel van triestheid me bekruipt.

Maar misschien mis ik ook wel helemaal het punt van Prinsjesdag en is het juist bedoeld om vrolijk van te worden. Net als carnaval. Het zou onze manier kunnen zijn om met het onoverkomelijke de spot te drijven. De koets, hoeden en de Ridderzaal. Praalwagens, kostuums en het gemeenschapshuis. Zet er een prins bij en niemand die het verschil nog ziet.

Dit artikel verscheen bij Dagblad de Limburger / Limburgs Dagblad op 16 september 2014.