Maastricht Aachen Airport

Gokken met een vliegveld

De provincie Limburg wil Maastricht Aachen Airport ook na 2024 subsidiëren. Het plan voor MAA kent echter onveranderd zijn losse eindjes.
16 juni 2016 | Dagblad de Limburger / Limburgs Dagblad

Het Limburgs Parlement mag zich vandaag bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2016 uitspreken over het voornemen van het provinciebestuur om Maastricht Aachen Airport (MAA) ook na het aflopen van het huidige €65,7 miljoen kostende reddingsplan in 2024 verder te steunen. Met een subsidie zonder einde van €4,5 miljoen per jaar daarna zou volgens de provincie een zekerder vestigingsklimaat voor marktpartijen worden gecreëerd. Het risico is echter dat de luchthaven zo definitief als een steen om de nek van de provincie komt te hangen. Zeker gezien de vele losse eindjes die aan de redding van MAA blijven zitten.

Extra kosten

De manier waarop in het verleden met MAA is omgegaan, doet denken aan de manier waarop een verslaafde gokker uit zijn miserie tracht te komen. Die probeert namelijk ook ieder verlies met het verhogen van de inzet terug te winnen. Dat de luchthaven nooit van de grond is gekomen, is immers altijd weer de fout van omstandigheden of van mensen die er niets van begrepen. En iedere keer zal de dan voorgestelde redding die ene keer echt alles anders maken, zolang er maar extra wordt geïnvesteerd.

De aanname is nu dat die investeringen de belastingbetaler niet meer dan €4,5 miljoen per jaar zullen gaan kosten. Zeker is echter dat geenszins. Wanneer het Rijk bijvoorbeeld vanaf 2020 de kosten voor de luchtverkeersleiding van €1,5 à 2 miljoen per jaar aan MAA gaat doorberekenen, dan ligt het voor de hand dat de provincie daarvoor de rekening moet betalen. Die komt dan weer voor de keuze te staan om alsnog de luchthaven failliet te laten gaan, en daarmee de al verleende steun af te schrijven, of dan ‘echt voor de allerlaatste keer’ de inzet te verhogen.

Onervaren exploitant

Bovendien staat of valt de hele onderneming met de nieuwe exploitant, die voor elkaar moet krijgen wat anderen nog nooit gelukt is. De hoop was dat met het afkopen van het verlies ook de echt ervaren exploitanten zich zouden melden. Het tegendeel blijkt het geval. De exploitant aan wie de provincie de concessie heeft gegund heeft namelijk helemaal geen ervaring met het exploiteren van luchthavens. Door MAA structureel te subsidiëren wagen juist de kleine, onervaren partijen zich aan een concessie die anders een paar maten te groot zou zijn geweest. Met alle risico’s van dien.

Daarbij is die exploitant van huis uit vrachtmakelaar, die geen expertise of een netwerk meebrengt om het passagiersvervoer verder te ontwikkelen. Dat terwijl voor een aantal gemeenten het ontwikkelen van het passagiersdeel onderdeel van het plan zou moeten zijn om de al verstrekte subsidies te kunnen rechtvaardigen. MAA wordt, zoals al vanaf het begin vaststaat, vooral als vrachtluchthaven ontwikkeld, waaromheen de rest dan eventueel mee zou moeten kunnen komen. Probleem is alleen dat zo’n luchthaven vanuit maatschappelijk oogpunt niet veel waarde heeft. Niet voor de belastingbetaler, noch voor het Limburgse bedrijfsleven.

Boekhoudkundige truc

De flinterdunne economische onderbouwing noopt het provinciebestuur ook nog eens tot capriolen om de verleende steun buiten het zicht van de Europese Commissie te houden. In plaats van de verplichte €1,5 miljoen volgens de regels te melden, en daarmee de hele operatie mogelijk in duigen te zien vallen, is gekozen voor een boekhoudkundige truc waarmee de subsidie achteraf aan posten in het verleden is toegekend die geen goedkeuring van de commissie vereisen. Het verstoppen van staatssteun die ieder jaar en zonder einde terugkomt is echter nog een ander paar mouwen.

Maar ook als dat wel lukt of de commissie de staatssteun niet tegenhoudt, dan blijft de provincie kwetsbaar. Als zich ooit een economisch benadeelde partij bij de commissie zou melden, denk bijvoorbeeld aan een naburige luchthaven die om de één of andere reden zelf geen staatssteun (meer) krijgt, dan zal de verleende steun alsnog tegen het licht worden gehouden. Wanneer dan concurrentiebederf wordt vastgesteld, dan zal MAA onvermijdelijk verzuipen en daarmee ook alle gedane investeringen mee het putje ingaan.

Economisch randgeval

Niets wijst er vooralsnog op dat MAA niet een economisch randgeval zal blijven. Dat ligt niet aan de provincie of welke exploitant dan ook. Dat ligt aan de markt, waar beiden maar weinig invloed op hebben. De provincie zou dan ook niet kosten wat kost daar met belastinggeld tegenaan moeten willen gaan ondernemen. Temeer omdat de baten niet voor de belastingbetaler zijn, maar de kosten wel. Het overwegend praktische reddingsplan is vooral een gok, waar de exploitant door te doen achteraf wel zal aantonen dat ook de economische grondslag vanaf het begin heeft geklopt. Er zitten nog zoveel risico’s en onzekerheden aan het huidige plan dat het, acht jaar voor einde, een verhoging van de inzet niet kan rechtvaardigen.

Dit artikel verscheen bij Dagblad de Limburger / Limburgs Dagblad op 16 juni 2016.